Tikt de hoogste Europese rechter Nederland op de vingers voor het beëindigen van de opvang voor derdelanders uit Oekraïne? Na twee jaar onduidelijkheid en rechtszaken buigen maar liefst vijftien rechters zich vanaf vandaag over de “unieke” gang van zaken.
Eigenlijk hadden derdelanders uit Oekraïne in maart 2023 al moeten vertrekken of asiel moeten aanvragen. Ruim een half jaar eerder had toenmalig staatssecretaris Eric van der Burg namelijk besloten dat zij niet meer onder de speciale regeling voor Oekraïense vluchtelingen zouden vallen. Maar dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan.
Want wat volgde, was een periode met veel rechtszaken, derdelanders die in de ene gemeente wél de opvang uit werden gezet en in de andere niet, en uiteindelijk de vraag bij de hoogste Europese rechter: mag dit wel?
Nederland was al makkelijker dan andere landen
Derdelanders zijn mensen die tijdelijk in Oekraïne woonden voor bijvoorbeeld werk of studie, maar oorspronkelijk uit landen als Turkije en Algerije komen. Ze hebben dan ook geen Oekraïens paspoort. Een deel van hen vluchtte na de Russische inval uit Oekraïne en kwam in Nederland terecht.
In Nederland werden zij net zo behandeld als andere vluchtelingen uit Oekraïne. Ze vielen namelijk ook onder de zogenoemde Richtlijn Tijdelijke Bescherming, waarmee Oekraïners in alle EU-landen tijdelijk recht hebben op opvang, medische zorg, onderwijs en werk. Oekraïners hoeven, in tegenstelling tot mensen die uit andere landen zijn gevlucht, geen asiel aan te vragen.
Volgens deze Europese regeling is het niet verplicht om derdelanders die in Oekraïne waren ook op deze manier bescherming te bieden. Veel landen deden dat dan ook niet: de derdelanders kunnen in veel gevallen gewoon terug naar hun herkomstland, was hun gedachte.
Na een paar maanden krabbelde ook Nederland terug. De opvang voor Oekraïners raakte vol en er waren signalen dat er misbruik werd gemaakt van de soepele regeling voor derdelanders.
Rechtbanken zijn het niet met elkaar eens
Maar de derdelanders wilden niet zomaar weg. Ze hadden hier inmiddels een leven opgebouwd en velen van hen hadden ook een baan gevonden. Daarbij was het eigenlijk niet duidelijk of de staatssecretaris ze wel mocht wegsturen. Vele rechtszaken volgden. Maar waar de ene rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris het recht had de derdelanders weg te sturen, zei de andere rechtbank dat dit niet mocht.
Uiteindelijk belandde de vraag bij de hoogste rechter van het land: de Raad van State. Die had wel wat aan te merken op de gang van zaken, maar concludeerde in januari dit jaar dat de bescherming van derdelanders inderdaad mocht stoppen.
Normaal gesproken is een uitspraak van de Raad van State een definitief besluit, maar hier gebeurde iets bijzonders. Nog steeds liepen er rechtszaken van derdelanders bij gewone rechtbanken, die ondanks de uitspraak van de Raad van State nog uitspraak deden. En die waren niet altijd in lijn met die van de hoogste rechter.
Daarnaast kregen derdelanders snel na de uitspraak van de Raad van State een document waarin staat dat ze niet langer legaal in Nederland waren en moesten vertrekken: een terugkeerbesluit. Maar dat besluit plofte ruim voor de uiterlijke vertrekdatum op de mat, terwijl dat normaal gesproken pas gebeurt als iemand hier al illegaal verblijft. Dat was voor de advocaten van deze derdelanders een reden om opnieuw naar de rechter te stappen. En dus kwam de kwestie weer bij de Raad van State terecht. De rechtbank in Amsterdam legde het vraagstuk zelfs neer bij de hoogste rechter van Europa, het Europees hof van Justitie.
Maar in de tussentijd verstreek de deadline voor het vertrek van de groep. Enkele gemeenten zetten de derdelanders dan ook uit de opvang. Niet veel later kwam de Raad van State met een nieuw oordeel: ze mogen blijven tot de Europese rechter het laatste zegje heeft gedaan.
Gerechtelijke chaos is zeldzaam bij zo’n grote groep
En daar zijn we nu. Thomas van Houwelingen-Boer, die als advocaat een van deze derdelanders bijstaat, zegt zo’n chaotische gang van zaken weleens in individuele zaken te hebben gezien, maar nog niet eerder bij een groep mensen. “Het is ook uniek dat door meerdere lagen in de rechtspraak wordt gezegd: dit is niet goed gegaan. Na de uitspraak van de Raad van State in januari waren er meerdere rechtbanken die zeiden: de Raad van State heeft het mis.”
Kort gezegd liggen er nu twee vragen bij het Europees hof, legt hij uit. Mag de tijdelijke bescherming voor een deel van de groep ingetrokken worden, terwijl de rest er wel recht op blijft houden? En mocht deze groep al een terugkeerbesluit krijgen, terwijl ze op dat moment nog niet illegaal in Nederland waren?
Maar liefst vijftien rechters zullen zich dinsdag buigen over de zaak. Volgens een woordvoerder van het EU-hof gebeurt dat in ongeveer 10 procent van alle zaken daar. “Meestal omdat het gaat om belangrijke en nieuwe rechtsvragen.”
Wat er met de voor het eerst ingezette richtlijn gaat gebeuren, is volgens Van Houwelingen-Boer “koffiedik kijken”. De zitting van dinsdag gaat dat niet meteen oplossen: de uitspraak laat waarschijnlijk nog enkele maanden op zich wachten.