De politieke spanningen in Hongarije zijn in volle gang nu de economie onder druk staat en de benadering van premier Viktor Orbán ten aanzien van de oorlog in Oekraïne leidt tot felle binnenlandse kritiek.
Orbán waarschuwt voor Oekraïens EU-lidmaatschap, oppositie slaat terug
Op 25 juli verklaarde premier Viktor Orbán op X dat Hongarije een “strategisch partnerschap” met Oekraïne nastreeft dat is gebaseerd op pragmatisme en wederzijdse belangen, en niet op volledige integratie. Volgens Orbán zou een Oekraïens lidmaatschap van de EU het conflict “naar het hart van Europa brengen” en een risico vormen voor Hongaarse gezinnen.
Een dag later reageerde Péter Magyar, leider van de oppositiepartij Tisza, scherp op de uitspraak. Tijdens een eigen buitenlands-politiek evenement — strategisch getimed als reactie op Orbáns nationalistische toespraak in Tusnádfürdő — noemde hij Orbán een “chantagepleger met een mes uit de buitenwijken”. Hij benadrukte dat Rusland verantwoordelijk is voor de oorlog, en riep de regering op om actiever te zijn in het streven naar vrede. Volgens Magyar zou Orbán zelfs persoonlijk de Russische president moeten overtuigen om mee te werken aan een vredesplan, mocht Oekraïne via Amerikaanse bemiddeling met zo’n voorstel instemmen.
Economische druk op Orbán neemt toe
Parallel aan deze politieke spanningen verschijnen er steeds meer analyses die wijzen op de groeiende kwetsbaarheid van Orbáns machtspositie. Volgens een diepgravend artikel van de Financial Times zou de verslechterende economische situatie wel eens het begin van het einde voor de Hongaarse premier kunnen inluiden.
De economische cijfers spreken voor zich. Hongarije bevindt zich sinds eind 2024 in een technische recessie, met een krimp van 0,7% in het derde kwartaal. Het begrotingstekort steeg in 2025 tot meer dan 2,9 biljoen forint (ongeveer $8 miljard). Tegelijkertijd heeft het land te maken met de hoogste inflatie binnen de EU sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne, wat heeft geleid tot een aanzienlijke daling van de koopkracht en een groeiend pessimisme onder burgers.
Een belangrijk pijnpunt is de hoge staatsschuld: uitgaven voor schulddienst bedragen inmiddels circa 5% van het BBP — het hoogste percentage in de hele Europese Unie. De energieafhankelijkheid van Russische olie en gas heeft geleid tot bevoorradingsproblemen en stijgende prijzen, terwijl Hongarije volgens critici onvoldoende inzet toont om deze afhankelijkheid structureel te verminderen.
Blokkades in Brussel en bevroren EU-fondsen
Tegelijkertijd bevindt Orbán zich in een steeds geïsoleerdere positie binnen de EU. Door systematische schendingen van de rechtsstaat, endemische corruptie en het ondermijnen van democratische instellingen heeft de Europese Commissie meer dan €6,3 miljard aan fondsen voor Hongarije bevroren. Dat heeft niet alleen gevolgen voor binnenlandse investeringen en sociale programma’s, maar ook voor het vertrouwen van buitenlandse investeerders.
In Brussel staat Hongarije bovendien bekend als een lastige partner. Onder Orbáns leiderschap blokkeerde Boedapest herhaaldelijk EU-besluiten, onder meer op het gebied van steun aan Oekraïne en de goedkeuring van meerjarenbegrotingen. Orbán flirtte zelfs met de mogelijkheid van een EU-exit, wat de politieke onzekerheid en economische instabiliteit verder vergroot.
Nieuwe politieke koers in zicht?
Péter Magyar, die in de peilingen op weg is naar een sterke verkiezingsuitslag in april 2026, biedt een alternatief. Hij belooft een “betrouwbare bondgenoot” te maken van Hongarije binnen zowel de EU als de NAVO, en wil afrekenen met het destructieve stemgedrag in Brussel. Tisza pleit voor hernieuwde relaties met buurlanden in het Karpatenbekken en een koers die gebaseerd is op samenwerking en wederzijds vertrouwen.
Magyars toespelingen op een fundamentele koerswijziging wijzen op een mogelijk keerpunt. Als zijn partij de verkiezingen wint, zou dat niet alleen een machtsverschuiving betekenen in Boedapest, maar ook een aanzienlijke versterking van het pro-Europese kamp in Midden-Europa.
