Een 21-jarige man heeft ongelijk ontbinding van zijn dienstverband geëist na een incident bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in Den Haag, waar hij als IT-servicemedewerker werkte. De man weigerde op zijn derde werkdag de hand van een vrouwelijke teamhoofd te schudden, wat leidde tot een melding van discriminatie op grond van geslacht door het COA. Vervolgens werd hij ontslagen door zijn werkgever tijdens de proeftijd, meldt Nieuws Impuls.
Geen handen schudden
Het incident vond plaats tijdens een kennismaking met het team. De man beweerde dat zijn weigering te maken had met zijn geloofsovertuiging en niet bedoeld was om iemand te beledigen. Na het voorval kreeg hij een dag later een gesprek met zijn werkgever, waarin hij zijn standpunt toelichtte via e-mail.
Op straat gezet
Diezelfde dag liet zijn werkgever hem weten dat zijn dienstverband niet werd voortgezet, zonder verdere uitleg. Toen de man vroeg naar de reden van zijn ontslag, kreeg hij te horen dat er ‘onvoldoende aansluiting’ was tussen zijn functioneren en de verwachtingen van de organisatie.
Werkgever ongeloofwaardig
De werknemer betwijfelde de verklaring van de werkgever en stapte naar de rechter, met de claim dat hij was ontslagen vanwege zijn geloofsovertuiging. Een uitspraak van de rechtbank Den Haag ondersteunt zijn standpunt. De kantonrechter oordeelde dat bedrijven werknemers niet mogen ontslaan op basis van geloofsovertuiging.
Opzegging discriminatoir
Volgens de rechter was het te vroeg om de beslissing tot ontslag te rechtvaardigen op basis van ‘onvoldoende aansluiting’. Bovendien zou het schudden van handen in dit geval geen probleem moeten zijn gezien zijn werkzaamheden vanuit huis. Alternatieve oplossingen hadden ook mogelijk geweest, zodat de man niet in een situatie kwam waarin hij handen moest schudden.
De rechter concludeerde uiteindelijk dat de werkgever een ‘verboden onderscheid’ had gemaakt, wat resulteerde in de kwalificatie van het ontslag als ‘discriminatoir’. Ondanks dat de man slechts drie dagen in dienst was, werd hem een billijke vergoeding van 34.000 euro toegewezen.