Op de VN-klimaattop moet een deal over klimaatsteun worden gesloten. Onderzoeken wijzen erop dat daarvoor jaarlijks minstens 1 biljoen dollar (948 miljard euro) nodig is. Volgens klimaatgevoelige landen is dat geld een kwestie van leven of dood. “We willen serieus genomen worden.”
“Heb je weleens een temperatuur van 48 graden meegemaakt?” Met die vraag trapt Oumar Gadji Soumaila uit Tsjaad het gesprek met NU.nl af. Het antwoord kun je raden.
Hij wel. In juni 2024 – het warmste jaar ooit gemeten – werd het 48 graden in de Saharastad Faya. “De elektriciteit werkt niet meer, bomen en gewassen sterven. Je voelt je volledig opgebrand”, vertelt Soumaila. Hij is directeur klimaatverandering bij het ministerie van Milieu, Visserij en Duurzame Ontwikkeling en zit op de klimaattop aan tafel namens Tsjaad.
Na de hitte kwam de stortregen, vertelt hij. “We gingen van bijna 50 graden naar 150 millimeter regenval.” De overstromingen van juli 2024 waren de hevigste die het land ooit meemaakte, met honderden doden en miljoenen dollars schade tot gevolg.
Geld dat Tsjaad niet heeft. “We zijn een van de armste landen ter wereld, er woeden oorlogen binnen ons land én aan de grenzen. We stoten weinig CO2 uit, maar ondertussen worden de effecten steeds erger”, zegt Soumaila.
“We hebben technologieën nodig die ons kunnen helpen om weerbaarder te worden tegen klimaatrampen.” Zoals betere waarschuwingssystemen. Hij vertelt dat Tsjaad 5 miljard dollar nodig heeft voor de nationale klimaatstrategie.
Daarvoor kijkt het land naar rijke landen, die een groot aandeel hebben in de wereldwijde broeikasuitstoot en dus klimaatverandering. “Ieder jaar op deze top horen we mooie beloftes, maar er gebeurt niets. Het is tijd om gepraat om te zetten in actie.”
NU.nl op de klimaattop
Klimaatverslaggevers Jeroen Kraan en Emma van Bergeijk volgen de klimaattop vanuit Bakoe. Via onderstaande knop kun je automatisch een melding krijgen bij nieuwe berichten over de klimaattop in Azerbeidzjan.
Arme en rijke landen staan lijnrecht tegenover elkaar
Het klimaatgeld waar hij op doelt, is dit jaar het belangrijkste thema op de klimaattop die nu in volle gang is in Bakoe. De wereld zal een compromis moeten vinden over een bedrag dat arme landen helpt over te stappen op schone energie, waarmee ze zich tegelijkertijd kunnen beschermen tegen klimaatgerelateerde rampen.
Volgens onderzoek is daar jaarlijks minstens 1 biljoen (1.000 miljard) dollar per jaar voor nodig, van overheden en bedrijven. Nu is de afspraak nog 100 miljard dollar – een bedrag dat in 2022 voor het eerst gehaald werd. Dat waren grotendeels leningen (72 procent), vaak met rente.
Rijke, industriële landen vinden 1 biljoen dollar onrealistisch en willen niet te diep in de buidel tasten. Ontwikkelingslanden zeggen juist dat ze niet verantwoordelijk zijn voor de jarenlange uitstoot, maar wél de gevolgen daarvan moeten dragen. Ze willen daarom meer geld zien. NU.nl ging in gesprek met vertegenwoordigers uit die regio’s.
Bij iedere moesson houden Pakistanen hun adem in
Want ook in Pakistan vormen overstromingen de nieuwe realiteit. In 2022 gingen beelden van de verwoestende ramp de hele wereld over. Farah Naureen is directeur bij Mercy Corps Azië, een ngo die zich inzet voor klimaatrechtvaardigheid in de regio.
De Pakistaanse maakte de overstromingen in 2022 zelf mee. “Zie je zoiets met je eigen ogen, dan besef je pas hoe ernstig het klimaatprobleem is”, zegt Naureen. Twee jaar later probeert het land nog altijd overeind te krabbelen, maar dat proces gaat traag. “Het water is misschien verdwenen, de impact niet.” Bovendien is het afwachten tot het weer gebeurt, want bij iedere moesson houdt het land zijn adem in.
Naureen noemt klimaatsteun in de vorm van leningen “onrechtvaardig” en “economisch onhoudbaar”. “Daardoor raken arme landen alleen maar dieper in de schulden.” Zij pleit daarom voor giften, zodat ontwikkelingslanden burgers kunnen beschermen zonder dat de schuldenlast groeit. “Wij hebben niks aan halfslachtige toezeggingen. We willen serieus genomen worden.”
‘Het huis waarin ik geboren ben, ligt nu midden in zee’
Van Pakistan naar de Stille Oceaan. Hieronder zie je het inmiddels beroemde filmpje van Simon Kofu, de buitenlandminister van Tuvalu. Vanaf het eiland in de Stille Oceaan roept Kofu wereldleiders op om klimaatactie te ondernemen. De camera zoomt uit: hij staat tot zijn knieën in de zee. “Dit is onze realiteit”, is de boodschap.
Zijn collega Alan Resture heeft zo’n 14.000 kilometer afgelegd om naar de klimaattop in Bakoe te komen. In Tuvalu leidt hij de kustbeschermingsprojecten. Bepaalde delen van het eiland liggen nog geen 3 meter boven zeeniveau. “Het huis waarin ik geboren ben, toen 50 meter landinwaarts, staat nu in zee”, vertelt Resture. De afgelopen tien jaar zijn meerdere kleine eilanden rond Tuvalu opgeslokt door de oceaan.
Om het eiland te beschermen, wordt het onder meer opgehoogd met zand. Resture zegt dat er een bedrag van 1,5 miljard dollar nodig is om het eiland te beschermen tegen zeespiegelstijging, zodat de bewoners niet hoeven te emigreren. “Dat is niet goedkoop, maar voor ons is het een kwestie van leven of dood.”
De manier waarop het geld nu naar de landen vloeit, gaat volgens Resture veel te langzaam, soms duurt het een decennium. “Die tijd hebben we niet.”
Deal nog ver weg op klimaattop
De klimaattop in Bakoe is nu op de helft en de stemming wordt er niet beter op. Volgens betrokkenen verlopen de onderhandelingen stroef en liggen partijen nog ver uit elkaar. De voorzitter heeft ze verzocht op te schieten.
Of er een deal op tafel komt die voorziet in de behoeften van ontwikkelingslanden, wordt eind volgende week duidelijk. Maar met de dagen lijkt ook het sprankje hoop, waarmee de kwetsbaarste landen hier arriveerden, te vervliegen.