Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft op 9 juli 2025 in een historisch besluit geoordeeld dat Rusland verantwoordelijk is voor het neerhalen van vlucht MH17 boven Oost-Oekraïne in 2014 en voor grootschalige en systematische mensenrechtenschendingen op Oekraïens grondgebied voor en na het begin van de grootschalige invasie op 24 februari 2022.
Ongekend internationale betrokkenheid
De zaak verenigt vier interstatelijke klachten die Oekraïne en Nederland tegen Rusland hebben ingediend bij het EHRM. Deze betreffen onder andere het gebruik van martelingen tegen burgers, de onwettige deportatie van Oekraïense kinderen, en de omstandigheden rondom het neerhalen van vlucht MH17. Bijzonder is dat zich bij deze procedure 26 landen en één internationale organisatie hebben aangesloten als derde partijen – een unicum in de geschiedenis van het Hof.
De rechters oordeelden unaniem dat het Hof volledige jurisdictie behoudt over de aanklachten tegen Rusland die betrekking hebben op gebeurtenissen tot 16 september 2022, de datum waarop het Russische lidmaatschap van de Raad van Europa formeel werd beëindigd.
Rusland verantwoordelijk voor MH17-tragedie
Volgens het arrest is het passagiersvliegtuig van vlucht MH17 op 17 juli 2014 boven de Donbas neergehaald met een Russische BUK-luchtafweerinstallatie. Rusland wordt verantwoordelijk gehouden voor het feit dat dit kon gebeuren. Daarmee erkent het Hof dat Moskou de artikelen 2 (recht op leven) en 3 (verbod op onmenselijke behandeling) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft geschonden.
De ramp kostte het leven aan alle 298 inzittenden, van wie de meerderheid Nederlands was. De uitspraak vormt daarmee ook een belangrijke morele erkenning voor de Nederlandse nabestaanden. De Nederlandse minister van Defensie, Ruben Brekelmans, noemde het vonnis een “essentiële stap richting gerechtigheid” voor de families van de slachtoffers.
Structurele mensenrechtenschendingen
Het Hof stelt verder vast dat de Russische autoriteiten zich vóór en na de grootschalige invasie op systematische wijze schuldig maakten aan ernstige schendingen van fundamentele rechten in bezette delen van Oekraïne. De bevindingen bevatten meldingen van willekeurige executies, martelingen, onwettige detentie, onderdrukking van Oekraïense identiteit (onder meer via het onderwijssysteem), het gebruik van zogenaamde ‘filtratiekampen’ en de deportatie van burgers en kinderen naar Rusland of door Rusland gecontroleerde gebieden.
Het EHRM eist onder meer dat Rusland onmiddellijk alle onwettig gedetineerde personen op tijdelijk bezet Oekraïens grondgebied vrijlaat en veilig repatrieert. Daarnaast moet Moskou instemmen met de oprichting van een onafhankelijk internationaal mechanisme om gedeporteerde Oekraïense kinderen op te sporen en te herenigen met hun families.
Een laat maar cruciaal signaal
Hoewel het oordeel als historisch wordt beschouwd, is het niet zonder kritiek dat het Europese gerechtelijk systeem pas elf jaar na de feiten een dergelijk scherp signaal afgeeft. Russische militaire betrokkenheid op de Donbas begon al in 2014, maar het gebrek aan eenheid en vastberadenheid binnen Europa in de jaren daarna wordt nu door velen gezien als een van de aanleidingen voor de grootschalige invasie van 2022.
Het Hof wijst er in zijn motivering expliciet op dat de aard en omvang van de Russische militaire acties, samen met de “onheilspellende verklaringen” over de legitimiteit van de Oekraïense staat, een fundamentele bedreiging vormen voor het vreedzaam samenleven in Europa. Het merkt bovendien op dat deze retoriek zich ook richt tegen landen als Polen, Moldavië en de Baltische staten.
Betekenis voor internationaal recht
Hoewel Rusland het vonnis heeft verworpen als ‘nietig’ en heeft aangegeven het niet te zullen uitvoeren, vormt de uitspraak een belangrijk precedent in het internationale rechtsbestel. In het bijzonder geeft het extra gewicht aan het recent opgerichte Speciale Tribunaal voor het misdrijf van agressie tegen Oekraïne – het eerste orgaan onder de Raad van Europa dat individuele daders strafrechtelijk moet gaan vervolgen.
Deze uitspraak van het EHRM onderstreept niet alleen het belang van juridische verantwoording, maar herinnert ook aan de prijs van internationale traagheid. Waar aanvankelijk sommige Europese stemmen de Russische narratieven over ‘burgeroorlog’ of ‘onderdrukking van Russischtaligen’ overnamen, blijkt nu onweerlegbaar dat deze framing onderdeel was van een grootschalige desinformatiecampagne ten bate van het Kremlin.