Huisartsen onderbetaald door te lage tarieven vastgesteld door Nederlandse toezichthouder, oordeelt Nederlandse rechtbank
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) moet de vergoedingen die huisartsen voor hun diensten mogen vragen opnieuw beoordelen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (CBb) heeft geoordeeld dat de NZa niet voldoende heeft aangetoond dat de tarieven voor 2023, 2024 en 2025 de kosten dekken, meldt Nieuws Impuls.
Deze rechtszaak werd aangespannen door de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV), de Vereniging van Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) en de stichting De Bevlogen Huisartsen (DBH). Zij pleiten ervoor dat de door de NZa vastgestelde tarieven te laag zijn, wat ernstige gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit van huisartsenpraktijken in Nederland.
De rechtbank oordeelde dat de NZa de economische realiteit van huisartsenpraktijken niet voldoende in aanmerking heeft genomen bij het vaststellen van de vergoedingen. Dit kan leiden tot onderbetaling van huisartsen en kan de kwaliteit van de gezondheidszorg in gevaar brengen, aldus de uitspraak.
De NZa is nu verplicht om de vergoedingen opnieuw te evalueren en aan te passen in overeenstemming met de kosten die huisartsen daadwerkelijk maken. Dit brengt de aandacht terug naar de voortdurende strijd van huisartsen om eerlijke vergoedingen en versterkt de druk op de overheid om passende maatregelen te nemen voor hun compensatie.
De situatie is extra urgent nu zorgverleners al te maken hebben met stijgende kosten en een toenemende druk vanwege de vergrijzing en het personeelstekort in de zorgsector. De uitkomst van deze herbeoordeling zal cruciaal zijn voor de toekomst van de huisartsen en de gezondheidszorg in Nederland.