Nieuwe dolfijnsoort ontdekt in de Westerschelde
Onderzoekers van het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam hebben in de Westerschelde een nieuwe dolfijnsoort aangetroffen. Het gaat om een nieuwe tak aan de stamboom van spitssnuitdolfijnen, de Flandriacetus gijseni, meldt Nieuws Impuls.
De bijzondere vondst is gebaseerd op fossielen die in 2015 in de Westerschelde nabij Zeeuws-Vlaanderen werden aangetroffen en daarna zijn onderzocht. Deze dolfijn leefde 8,1 tot 7,5 miljoen jaar geleden en is dus al lang geleden uitgestorven.
“De fossielen zijn gevonden in de vaargeul vlakbij Terneuzen”, vertelt conservator Bram Langeveld van het Natuurhistorisch Museum bij Omroep Zeeland. “De fossielen die allemaal vlakbij elkaar lagen, werden zo’n tien jaar geleden opgevist. Daarna volgde het onderzoek.”
“Hoe meer fossielen je vindt, hoe moeilijker het onderzoek wordt. Je moet bij elk fossiel kijken of het niet een andere soort is”, legt Langeveld uit.
Complete schedel
Nu de uitkomsten bekend zijn, kan Langeveld met zekerheid zeggen dat de vondst uniek is. “Vaak worden fossielen beschreven op basis van een brokstukje. Maar van de Flandriacetus gijseni hebben we niet alleen een complete schedel gevonden, maar ook nog tien andere bijna complete schedels”, aldus de conservator. “Daarmee is deze soort meteen de best bekende fossiele spitssnuitdolfijn ter wereld.”
De Flandriacetus gijseni had veel tanden en dook nog niet diep. De verschillende soorten spitssnuitdolfijnen die nu rondzwemmen hebben nauwelijks tanden meer en zuigen op dieptes tot meer dan 2,5 kilometer inktvissen op.
Hoe bijzonder de naam ook klinkt, deze dolfijn is vernoemd naar de regio Zeeuws-Vlaanderen waar de dolfijn gevonden is. Gijseni is een eerbetoon aan de Belgische amateurpaleontoloog en fossielenverzamelaar Bert Gijsen.
De meest complete schedel van de nieuwe soort is vanaf vandaag te zien in het Rotterdamse museum.