Hongarije en het Franse bouwbedrijf Vinci hebben voor 4,3 miljard euro de luchthaven van Boedapest gekocht. Daarmee krijgt premier Viktor Orbán een belangrijke troef in handen, die hij al jaren op het oog heeft.
De aankoop past in een bredere poging van Hongarije om het lokale eigenaarschap te vergroten. «Het eigendom van de luchthaven is een kwestie van soevereiniteit», zegt de Hongaarse minister van Economie Márton Nagy in een verklaring. «Het gaat niet alleen om passagiersvervoer en toerisme, maar het is ook van strategisch belang als knooppunt voor vrachtvervoer.»
Hongarije heeft een belang van 80 procent in de luchthaven gekocht, Vinci de rest.
De deal, die is goedgekeurd door de Europese Unie, is waarschijnlijk een eerste stap voor de ontwikkeling van de luchthaven. Hongarije wil een derde terminal bouwen en de capaciteit voor passagiers- en vrachtvervoer verhogen.
De overheid zet Boedapest neer als toegangspoort voor Chinese toeristen en investeringen in de EU, na het binnenhalen van een reeks grote investeringen in batterij- en autofabrieken. Zo gaat de Chinese elektrische autofabrikant BYD zijn eerste Europese fabriek voor elektrische auto’s in Hongarije bouwen.