Nederland mocht de opvang van derdelanders uit Oekraïne inderdaad eerder beëindigen dan de opvang van andere uit Oekraïne gevluchte mensen. Dat heeft de hoogste rechter van Europa donderdag bepaald.
Deze groep van zo’n 1.900 derdelanders woonde in Oekraïne toen de oorlog uitbrak, maar had er slechts een tijdelijke verblijfsvergunning. Een aantal van hen vluchtte en kwam in Nederland terecht, dat ze dezelfde opvang en bijbehorende rechten gaf als andere vluchtelingen uit Oekraïne.
Maar na een tijdje wilde Nederland dat terugdraaien. Het idee was dat deze mensen ook terug konden naar hun land van herkomst. Nederland was hierin al relatief mild ten opzichte van veel andere Europese landen. De Europese richtlijn over de opvang en bescherming van Oekraïense vluchtelingen verplicht het namelijk niet om ook derdelanders hieronder te laten vallen.
De derdelanders waren het er zelf niet mee eens: zij zeiden bijvoorbeeld dat ze hier al een leven hadden opgebouwd. Het was ook de vraag of Nederland dit zomaar mocht doen. Het is namelijk ook de eerste keer dat deze speciale Europese richtlijn is gehanteerd, en het is dus niet eerder voorgekomen dat een land deze regeling voor een deel van de groep wil laten vallen.
Nederland wacht nu weer oordeel ‘eigen’ rechters af
Die vraag kwam na vele rechtszaken in Nederland bij het Europese Hof van Justitie terecht. De lopende rechtszaken werden allemaal gepauzeerd tot dat oordeel er was. Dat betekende ook dat de derdelanders in Nederland mochten blijven tot er meer duidelijkheid was.
Maar het is nog niet duidelijk wat het effect van de uitspraak precies zal zijn. Het is nu namelijk eerst aan de Nederlandse rechtbanken om het oordeel van het Europese hof mee te wegen in de zaken die de derdelanders hebben aangespannen. Het ministerie wil op die uitspraken wachten, omdat dan pas duidelijk is hoe het Europese oordeel wordt geïnterpreteerd door het Nederlandse recht.