Slechte scholen moeten leren van goede scholen, vindt de Inspectie van het Onderwijs. Op die manier moeten leerlingen beter les krijgen, want dat gaat nog altijd lang niet overal goed.
Het advies om scholen van elkaar te laten leren staat in een jaarlijks rapport van de onderwijsinspectie.
De verschillen tussen scholen zijn groot. Op de ene school lukt het om bijna alle leerlingen op het gewenste taal- en rekenniveau te krijgen, terwijl dat op andere scholen bij nog niet de helft van de leerlingen lukt.
Een andere oorzaak van de niveauverschillen tussen scholen is het lerarentekort. Lang niet elke school heeft last van dat tekort, maar juist bij de scholen die goede leerkrachten het hardst nodig hebben, is het tekort het grootst.
Dan gaat het om bijvoorbeeld scholen in het speciaal onderwijs en scholen met een uitdagende leerlingenpopulatie. «Dat vergroot de verschillen tussen scholen en is zorgelijk in het licht van gelijke kansen», vindt de inspectie.
Duidelijk plan kan laaggeletterdheid voorkomen
Het taal- en rekenniveau — samen met burgerschap onderdeel van de zogenoemde basisvaardigheden — gaat al langer achteruit. Het leidt tot laaggeletterdheid en laaggecijferdheid. Inspecteur-generaal Alida Oppers noemde dat eerder al «een handicap voor het leven».
Om het niveau van die basisvaardigheden op te krikken, adviseert de inspectie om bij elkaar in de keuken te kijken. De inspectie ziet dat het onderwijsniveau goed is bij scholen die een duidelijk plan hebben. Vanuit de schoolleiding of het bestuur is dan een leerlijn opgesteld, die op de basisschool in groep 1 tot en met 8 wordt gevolgd.
Volgens waarnemend inspecteur-generaal Ria Westendorp is op dezelfde manier leren rekenen in de wiskunde-, economie- en scheikundelessen belangrijk in het voortgezet onderwijs. «Een schoolleider en het bestuur zijn daarin heel belangrijk. Ze moeten een duidelijk beeld hebben: dát doel wil ik bereiken.»
Inspectie: ‘Leer van expertscholen’
Scholen met mindere resultaten zouden kunnen leren van zogeheten expertscholen, denkt Westendorp. «Als zo’n school heel goed is in rekenonderwijs, nodigt een expertleraar collega’s uit om te bespreken hoe ze daar lesgeven. Andere scholen kunnen daarvan leren en hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden.»
Bang dat goede scholen er niet op zitten te wachten of geen tijd hebben om minder goede scholen bij te spijkeren, is Westendorp niet. Wel vindt ze dat de politiek meer moet doen om het onderwijs te verbeteren.
«Zorg dat er focus komt. Wat verwacht je van het onderwijs en wat niet?» Als voorbeeld voert ze de discussie over schoolzwemmen aan. «Er wordt dan in de Tweede Kamer gezegd: zwemmen is heel belangrijk, dus laten we dat op school doen. Maar maken ze dan wel de afweging dat je dan drie, vier uur per week aan het zwemmen bent in plaats van bezig bent met taal en rekenen?»
Westendorp vraagt zich af of schoolzwemmen en ook lessen over gezonde voeding en verkeersveiligheid wel de verantwoordelijkheid van scholen moeten zijn.
‘Bij formatie meer aandacht nodig voor onderwijs’
De waarnemend inspecteur-generaal vindt dat onderwijs ook hoger op de agenda moet staan bij de kabinetsformatie. «Er wordt gesproken over hele belangrijke thema’s, zoals armoede en bestaanszekerheid. Maar ik ben bang dat onderwijs niet hoog genoeg op de politieke agenda staat. Als je niet in onderwijs investeert, zie je dat later terug.»
Westendorp wijst op toenemende armoede en schulden. «Mensen overzien vaak niet wat hun uitgaven zijn, doordat ze de rekenvaardigheden niet hebben. Als er brieven van incassobureaus komen, worden ze soms gewoon echt niet begrepen door mensen, waardoor ze dieper in de problemen komen. Je kunt het verband niet aantonen, maar ik denk wel dat je de verslechterde basisvaardigheden terugziet in de maatschappij.»
Bron: NU.nl