Signalen over mensen die mogelijk radicaliseren worden niet overal op dezelfde manier beoordeeld, meldt de Inspectie Justitie en Veiligheid donderdag. Daardoor bestaat de kans dat mensen die radicaliseren aan de aandacht ontsnappen of dat mensen onterecht als geradicaliseerd worden gezien.
Om de radicalisering van mensen te voorkomen en aan te pakken, bestaat de zogenoemde persoonsgerichte aanpak radicalisering voor organisaties als de politie en gemeenten.
Via een wijkagent ontvangen zij dan bijvoorbeeld signalen, oftewel informatie, over een persoon. Door daar op tijd op te reageren, kunnen politie en gemeenten voorkomen dat deze mensen radicaliseren. Er zijn speciale criteria opgesteld waarmee organisaties samen signalen kunnen beoordelen.
De Inspectie JenV heeft onderzocht hoe gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie (OM) samenwerken bij vroegtijdige signalering en hoe zij de signalen beoordelen. De inspectie heeft geconstateerd dat de samenwerking met politie en het OM goed gaat, maar dat in bepaalde gemeenten het proces van vroege signalering van radicalisering “nog in de kinderschoenen staat”.
Maar organisaties lijken als eerste zelf binnengekomen signalen te beoordelen, in plaats van dat ze dat in samenwerking met elkaar doen. Dat gebeurt niet altijd op basis van de criteria die hiervoor zijn bedacht. Volgens de inspectie kan dat ervoor zorgen dat er signalen onjuist en eenzijdig worden beoordeeld en niet in een gezamenlijk overleg.
De inspectie vindt dat minister David van Weel van Justitie en Veiligheid duidelijk moet aangeven voor welke signalen er een gezamenlijk overleg moet worden gevoerd. Ook wordt aangeraden om de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) kennis en ervaring te laten delen, zodat gemeenten niet helemaal zelf hoeven te bedenken hoe ze met signalen omgaan.