De Nederlandse industrie heeft het moeilijk. In september daalde de productie met 3,3 procent ten opzichte van vorig jaar. Het was al de vijftiende maand op rij waarin er minder werd geproduceerd. De krimp was weer groter dan in augustus.
Het aantal orders neemt af en daardoor krijgen industriële bedrijven ook minder werk gedaan, blijkt uit nieuwe cijfers van statistiekbureau CBS. Daarmee blijft de industriële motor van onze economie al haperen sinds mei 2022.
In veel branches binnen de industrie gaat de productie achteruit. Er worden vooral minder transportmiddelen geproduceerd. Ook de reparatie- en installatiebranche produceerden in september minder dan vorig jaar. Een van de positieve uitzonderingen was de voedingsmiddelenindustrie. Daar steeg de productie juist hard.
Het is nog niet zo erg als in de coronatijd. In mei 2020 bereikte de industriële productie een dieptepunt. Langzaam klom de sector uit het dal, maar sinds het voorjaar van 2022 gaan de productiecijfers weer omlaag. De oorzaak hiervan is onder meer de afgekoelde economie.
Misschien nog wel belangrijker is dat de Duitse industrie ook in zwaar weer zit. Nederlandse bedrijven produceren veel producten die in Duitsland worden gebruikt. Maar in ons buurland lag de productie in september ook 5,2 procent lager dan een jaar eerder. En ook daar dalen productiecijfers al langer. Dat komt ook door onder meer effecten van de energiecrisis die volgde op de oorlog in Oekraïne. Ook kunnen Duitse bedrijven hun producten lastiger kwijt nu de vraag vanuit China afneemt.
Er is nog geen licht aan het einde van de tunnel, stelt het CBS. Producenten waren in oktober namelijk negatiever over de vooruitzichten dan in september. Fabrikanten waren vooral minder positief over de verwachte bedrijvigheid. Ook lag het producentenvertrouwen in oktober onder het gemiddelde van de afgelopen twintig jaar.
