Sinds de invoering van de nieuwe donorwet in 2020 hebben 10,6 miljoen volwassenen hun keuze voor orgaandonatie kenbaar gemaakt in het donorregister. Uit nieuwe cijfers van statistiekbureau CBS blijkt dat de groep die geen toestemming geeft voor orgaandonatie groeit.
Zo’n 4,8 miljoen mensen zouden donor kunnen zijn. Daarvoor hebben 1,5 miljoen mensen ook daadwerkelijk toestemming gegeven. De overige 3,3 miljoen personen hebben (nog) geen keuze laten vastleggen. Zolang ze dat niet doen, geldt volgens de donorwet dat zij bij overlijden als potentiële orgaandonor gezien kunnen worden.
4,3 miljoen mensen lieten juist registreren dat zij geen toestemming geven voor orgaandonatie. Nog eens 1,5 miljoen mensen hebben aangegeven dat iemand anders hierover mag beslissen.
Uit de cijfers blijkt dat volwassenen die in een ander land zijn geboren bijna twee keer zo vaak laten weten dat ze geen donor willen zijn, in vergelijking met volwassenen met een Nederlandse herkomst. Van de in Marokko geboren Nederlanders gaf 96 procent geen toestemming. Bij in Turkije geboren Nederlanders lag dat percentage op 89 en bij in Suriname geboren Nederlanders op 78.
Er is ook een verschil te zien bij mensen die zelf in Nederland zijn geboren, maar ouders van buitenlandse komaf hebben. Zo geeft 76 procent van de mensen die in Nederland zijn geboren en van wie beide ouders in Suriname geboren zijn geen toestemming. Dat percentage daalt naar 53 wanneer één van de ouders in Suriname is geboren en de ander in Nederland.
Het CBS maakt niet bekend waarom deze groepen relatief vaak ‘nee’ registreren. Het statistiekbureau spreekt wel van een zorgelijke ontwikkeling, want het leidt mogelijk tot een tekort aan passende donororganen voor deze groepen. De kans op een goeie ‘match’ tussen orgaan en ontvanger is namelijk het grootst als iemand met dezelfde achtergrond heeft gedoneerd.