Als migranten even vaak een baan zouden hebben als Nederlanders zonder migratieachtergrond, dan zouden zo’n 331.000 meer migranten werken dan nu het geval is. Dat concludeert de Adviesraad Migratie in een vandaag verschenen rapport over het onbenut arbeidspotentieel onder migranten.
Het komt neer op ongeveer een vijfde van alle migranten, met wie de onderzoekers mensen bedoelen die zelf in het buitenland zijn geboren en hun beide ouders ook. De adviesraad komt op dat cijfer door het percentage werkenden onder autochtone Nederlanders tussen de 25 en 65 jaar te vergelijken met het percentage werkenden onder de groep migranten.
Het verschil in arbeidsdeelname met in Nederland geboren mensen is het grootst onder migranten van 45 jaar en ouder en vrouwen. In de groep migranten onder de 45 jaar is het zogenoemde onbenut arbeidspotentieel onder vrouwen zelfs twee keer zo groot als onder mannen.
Turkse migranten
Vooral bij Turkse, Marokkaanse en Syrische migranten is het onbenut arbeidspotentieel hoog. “Als migranten verhoudingsgewijs even vaak zouden werken als Nederlanders zonder migratieachtergrond, zouden er beduidend meer mensen aan het werk zijn”, schrijft de adviesraad.
“Dit zou belangrijke voordelen hebben voor de migranten zelf (een hoger inkomen), voor werkgevers (minder personeelstekorten), en voor de samenleving (minder beroep op uitkeringen, meer belastinginkomsten, meer personeel voor essentiële voorzieningen en minder arbeidsmigranten nodig).”
Om te zorgen dat meer van hen aan het werk komen, is vooral een goede opleiding en meer kennis van de Nederlandse taal belangrijk, zegt het orgaan. “Maar ook andere factoren kunnen een rol spelen, zoals erkenning van buitenlandse diploma’s, (opvattingen over) de rolverdeling tussen mannen en vrouwen en discriminatie.”